Marianneke, zo zwart als roet,
Ging eens wandelen, zonder hoed.
Maar de zon scheen op haar bolletje,
Daarom droeg ze een parasolletje.
Marianneke, zo zwart als roet,
Ging eens wandelen, zonder hoed.
Maar de zon scheen op haar bolletje,
Daarom droeg ze een parasolletje.